Naamkunde

Als je alleen geïnteresseerd bent in de 'vermoedelijke' betekenis van je achternaam dan kun je de beginletter(s) van je achternaam aanklikken en naar je naam scrollen.

A, Ba, Bl, Br, C, D, E, F, G, Ha, Hi, I, J, Ka, Kn, L, M, N, O, P, Q, R, Sa, Se, Sta, Sto, Str, T, U, V, W, X, Y, Z,


Inleiding

Naamkunde of onomastiek is de wetenschap die de studie van de eigennamen tot voorwerp heeft. De grens tussen eigennaam (nomen proprium) en soortnaam (nomen appellativum) kan niet scherp worden afgelijnd: historisch beschouwd is een eigennaam meestal uit een soortnaam ontstaan; anderzijds kan hij weer een soortnaam worden.

Toch heeft hij zijn eigen karakteristiek. Eigennamen zijn o.a.:

  1. namen van levende of als levend gedachte wezens (mensen, dieren): Beatrix, GulIit, Achilles, Minetje;
  2. namen van plaatsen, landstreken, rivieren, gebergten, straten, hemellichamen e.d.: Maastricht, Henegouwen, Donau, Himalaja, Damrak, Sirius;
  3. namen van (kunst)voorwerpen, schepen, gebouwen, bedrijven, sportclubs e.d. : De Nachtwacht, Herald of Free Enterprise, Atomium, Unilever, Real Madrid;
  4. namen van feesten, gebeurtenissen, partijen, lichamen e.d. : Kerstmis, Dertigjarige Oorlog, Groen Links, Tweede Kamer, enz.
In de Nederlandse taal worden de eigennamen evenals hun afleidingen doorgaans met een hoofdletter geschreven. Onderdelen van de naamkunde zijn de antroponymie (persoonsnamen) en de toponymie (geografische namen).
Daar eigennamen en soortnamen gelijkwaardige bestanddelen van de taal zijn en de eigennamen in het bijzonder een subcategorie uitmaken van het zelfstandig naamwoord, is de naamkunde in de eerste plaats een onderdeel van de taalkunde. Werden vroeger de eigennamen hoofdzakelijk vanuit historisch standpunt bestudeerd, thans is het duidelijk geworden dat de eigennamen ook vanuit structureel-synchronisch standpunt dienen te worden onderzocht om hun eigen specifieke positie en structuur te bepalen. Nadat de naamkundige, van beide standpunten uit, de louter taalkundige problemen van de klank- en vormleer, de woordvorming, de syntaxis en de etymologie van de eigennamen heeft bestudeerd, kunnen de resultaten van dit onderzoek dienstbaar zijn voor de oplossing van vragen die gesteld worden in tal van wetenschappen van de mens.
Wetenschappelijke centra voor het naamkundig onderzoek in het Nederlandse taalgebied zijn:
het Instituut voor Naamkunde aan de Universiteit te Leuven, opgericht in 1923 door H.J. van de Wijer (1883-1968);
het P.J. Meertensinstituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde van de Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen te Amsterdam.
Beide centra geven gezamenlijk het tijdschrift Naamkunde uit (1-ste jaargang 1969), dat de voortzetting is van de vroegere Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam.

Literatuur:

Bahlow, H. (1985). Deutsches Namenlexikon.
Bahlow, H. (1985). Deutschlands geographische Namenwelt.

Beaucarnot J-L. et al (2007). Larousse de la Généalogie. Á la recherche de vos racines.

Berger, D. (1993). Geographische Namen in Deutschland. Herkunft und Bedeutung der Namen von Ländern, Städten, Bergen und Gewässern.

Berkel, G. v. en K. Samplonius (1995). Nederlandse plaatsnamen. De herkomst en betekenis van onze plaatsnamen.
Berkel, G. v. en K. Samplonius (2006). Nederlandse plaatsnamen, herkomst en historie.

Berns, J. en S. Steusel (2004). Noord-Hollands.

Blok, D.P. (1994). Plaats- en waternamen. Hun betekenis voor de bestudering van de geschiedenis van het landschap.

Blok, H. en H. ter Stege (2000). De Nederlandse vogelnamen en hun betekenis.

Brook, G.L. (1966). An introduction to Old English.

Cate, S. ten (1976). Van donkere essen en donker veen; de genese van het kultuurlandschap van de gemeente Den Ham.
Cate, S. ten (2001). De geschiedenis van het landschap van de gemeente Den Ham. Bewerking van de uitg. van 1976 door G. Hesselink.

Cascorbi, P. (1933). Heintze-Cascorbi; Die deutschen Familiennamen geschichtlich, geographisch, sprachlich.

Cherpillod, A. (1991). Dictionnaire étymologique des noms géographiques.

Cottle, B. (1978). The Penguin dictionary of surnames.

Debrabandere, F. (2002). West-Vlaams etymologisch woordenboek.
Debrabandere, F. (2003). Woordenboek van de familienamen in België en Noord-Frankrijk. Debrabandere, F., M. Devos, P. Kempeneers, V. Mennen, H. Ryckeboer en W. Van Osta (2010). De Vlaamse gemeentenamen. Verklarend Woordenboek.

De Tier, V. & A. Marynissen m.m.v. H. Brok (2001). Het dialectenboek 6 Van de streek. De weerspiegeling van dialecten in familienamen.

De Tier, V. & R. Vandekerckhove (2003). Het dialectenboek 7 Aan taal herkend. Het bewustzijn van het dialectverschil. Ebeling, R.A. (1993). Voor- en familienamen in Nederland. Geschiedenis, vorm en gebruik.

Fenouillet, F. (1991). Les noms de famille en Savoie.

Flanagan, D. en L. Flanagan (2002). Irish place names.

Förstemann, E. (1863). Die deutschen Ortsnamen.

Gelling, M. (1997). Signposts to the pasts. Place-Names and the History of England.

Glasbergen, J.B. (2004). Beroepsnamenboek. Beroepsaanduidingen voor 1900 in Nederland en België.

Gevers, A.J. en A.J. Mensema (1985). Over de hobbelde bobbelde heyde. RAO Zwolle.

Günther, J.H.A. (1911). A manual of English pronunciation and grammar for the use of Dutch students. (Günther was) English master in the 'Eerste Hoogere Burgerschool met driejarigen cursus', Amsterdam.

Hallema, A. (1946). Scheld-, schimp- en spotnamen voorheen en thans.

Harger, S. en L. Lemmen (1996). Auswanderung aus der Grafschaft Bentheim nach Nordamerika.

Hekket, B.J. (1975). Oost-Nederlandse familienamen (hun ontstaan en betekenis).
Hekket, B.J. (1983). Oost-Nederlandse familienamen (hun ontstaan en betekenis) VERVOLG.

Hendriks, J.P.C.H. (1996). Prisma van de archeologie. 2000 begrippen van A tot Z.

Holthausen, F. (1925). Altfriesisches Wörterbuch

Houte de Lange, C.E.G. ten & A.D. de Jonge (2007). Het dubbele namen boek/

Huizinga, A. (1998). Huizinga's complete lijst van namen.

Hustad, T. (1979). Stor Norsk Tysk Ordbok

Jellinghaus, H. (1923). Die westfälischen Ortsnamen nach ihren Grundwörtern.

Kaerger, G. (2002). Flurnamen kennenlernen.

Kluge, F. (1995). Etymologisches Wörterbuch der deutschen Sprache.

Kocks, G.H. (1996). Woordenboek van de Drentse dialecten. 3 delen.

Koenderink, A.G. (1979). Inleiding tot de toponymie van het gebied tussen Overijsselse Vecht en Oude IJsel.

Kohlheim, R. en V. (2000). Duden. Familiennamen. Herkunft und Bedeutung.

Kolsteren, A. (1967). Nederlands - Vreemde woorden. Prisma.

König, W. (1992). dtv-Atlas zur deutschen Sprache. Tafeln und Texte.

Kunze, K. (1998). dtv Atlas Namenkunde. Vor- und Familiennamen im deutschen Sprachgebiet.

Künzel, R.E., D.P. Blok, J.M. Verhoeff (1989). Lexicon van nederlandse toponiemen.

Laan, K. ter (1952). Nieuw Groninger woordenboek.

Laak, J.C. ter (2005). De taal van het landschap. Pilotproject toponiemen in de Berkelstreek.

Laur, W. (1992). Historisches Ortsnamenlexikon von Schleswig-Holstein.

Lexer, M. (1992). Mittelhochdeutsches Taschenwörterbuch.

Lindemans, J. (1947). Brabantse persoonsnamen in de 13e en de 14e eeuw.

Meertens, P.J. (1941). De betekenis van de Nederlandse familienamen.
Meertens, P.J. (1947). Zeeuwse familienamen.

Mills, A.D. (1998). A dictionary of English Place-Names.

Moerman, H.J. (1950). Oost-Nederlandse persoonsnamen. De Vechtstreek in Overijsel.

Mucke, E. (1984). Abhandlungen und Beiträge zur Sorbische Namenkunde.

Naumann, H. (2007). Das große Buch der Familiennamen.

Ohainski, U. & J. Udolph (1998). Die Ortsnamen des Landkreises Hannover und der Stadt Hannover.

Otten, D. (1993). Veldnamen in Heerde.

Palla, R. (2000). Das Lexikon der untergegangenen Berufe. Von Abdecker bis Zokelmacher.

Pannekeet, J. (1984). Westfries woordenboek.

Partridge, E. (1992). A Dictionary of Traditional First Names.

Passen, R. van & K. Roelandts (1967). Topnymie van Wilrijk.

Philippa, M., F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim & N. van der Sijs (4 delen, 2003 t/m 2009). Etymologisch woordenboek van het Nederlands.

Planck, A.N.W. van der (1979). Het namenboek: de herkomst van onze voornamen en de hiervan afgeleide achternamen.

Pott, M. (1913). Aardrijkskundig woordenboek van Nederland.

Reany, P.H. & R.M. Wilson (1997). A dictonary of English surnames.

Rentenaar, R. (1990). Groeten van elders. Plaatsnamen en familienamen als spiegel van onze cultuur.

Rijk, P. de (1993). Alles over namen. Prisma.

Röst, L.C.M. et al (1998). Groot Lexicon van Eigennamen. De spelling en identificatie van 50.000 namen.

Sanders, E. (1993). Eponiemenwoordenboek. Woorden die teruggaan op historische personen.
Sanders, E. (1996). Geoniemenwoordenboek. Woorden die afgeleid zijn van plaatsnamen.

Schaar, J. van der (1953). Uit de Wordingsgeschiedenis der Hollandse Doop- en Familienamen.
Schaar, J. van der (1984). Woordenboek van voornamen.
Schaar, J. van der, & D. Gerritzen(2007). Voornamen.

Schimmel, A. (1992). Herr "Demirci" heißt einfach "Schmidt". Türkische Namen und ihre Bedeutung.

Schönfeld, M. (1955). Nederlandse waternamen.

Schönfeld Wichers, K.D. (1979) Woordenboek Nederlands Twents.

Schützeichel, R. (1989). Althochdeutsches Wörterbuch

Sievers, E. (1898). Angelsächsische Grammatik 3e druk.

Spendel, J.M. (2005). Molen en molenaar in familienamen.

Tolkien, J.R.R. (1967). A Middle English Vocabulary.

Torp, A. (1992). Nynorsk Etymologisk Ordbok

Trask, R.L. (1996). Historical Linguistics.

Udolph, J. & S. Fitzek (2007). Professor Udolphs Buch der Namen.

Uitman, G.J. (1954). Wat zeggen onze aardrijkskundige namen.

Vanroose,J. (1999). Het kleine namenboek. Over de namen van mensen, dieren en dingen.

Veka, O. (2001). Norsk Etternamnleksikon. Norsk slektsnamn - utbreiing, tyding og opphav.

Verdam, J. (1932). Middelnederlandsch Handwoordenboek.

Verdonk, J. & H. Scholten (1997). Van Hellendoorn naar Overisel.

Viereck, W., K. Viereck, H. Ramisch (2002). dtv-Atlas Englische Sprache.

Vries, J. de (1962). Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandse plaatsnamen.
Vries, J. de (1992). Nederlands etymologisch woordenboek
Vries, J. de & F. de Tollenaere (1986). Etymologisch Woordenboek. Waar komen onze woorden vandaan?.

Wanink, G.H. (1948). Twents-Achterhoeks woordenboek.

Webster, M. (1989). Webster's Ninth New Collegiate Dictionary

Weijnen, A. (1958). Nederlandse Dialectkunde.

Weijnen, A.A. (2003). Etymologisch dialect-woordenboek.

Weitershaus, F-W. (1992). Das große Lexikon der Vornamen.

Winkler, J. en J. Nijen Twilhaar (2006). Achternamen in Nederland & Vlaanderen. Oorsprong, geschiedenis en betekenis.

Withycombe, E.G. (1977). The Concise dictionary of English Christian Names.

Wolters-Noordhoff (1990). Grote Historische Atlas van Nederland (1:50.000) 3 Oost-Nederland 1830-1855.


Met vriendelijke groet van G. Nevenzel.

Overzicht